Ontstaan Welsumer

Vermoedelijk buitenlandse rassen liggen ten grondslag aan een van de meest bekende Nederlandse hoenderrassen.

Ook zijn er invloeden van de Barnevelder en de Leghorn. Niettemin is de Welsumer uniek in de wereld.

In het begin van de twintigste eeuw ontstond op de westelijke IJsseloever een nieuw pluimveeras, de Welsumer. De naam is ontleend aan het dorpje Welsum.

De hennen legden buitengewoon grote eieren, dik en langwerpig ovaal rond, met een harde schaal. De kleur was eerder geelbruin dan koffiebruin. Spikkels in de eischaal kwamen veel voor. Deze gespikkelde eischaal is nog steeds kenmerkend voor het ras.

De naam Welsumers bestaat weliswaar al heel lang, maar de kip van toen, wijkt nogal af van de Welsumer zoals we die nu kennen. De eerste kippen die de veelgevraagde donkerbruine eieren legden, vertoonden allerlei kleurschakeringen en deden wat dat betreft niet onder voor de boerenhoenders elders in het land.

Men had destijds duidelijk een voorkeur voor een mengeling van kleuren. Dat werkte de uniformiteit niet in de hand. Zelfs aan het begin van de vorige eeuw deed dit verschijnsel zich nog voor. Desondanks was er wel een zekere eenheid in fokrichting, in zoverre dat men uitsluitend ‘rode’ hanen gebruikte. Deze hanen hadden de kleur en tekening van de patrijskleurige rassen, met dit verschil dat deze hanen in de borstveren veel bruin lieten zien. De borst was, met andere woorden, bruinzwart getekend.

Ondanks het feit dat de Barnevelder nog geen tentoonstellingsras was, had in 1911 de Barnevelder al wel naam gemaakt als producent van donkere eieren.

Onder auspiciën van de afdeling Epe en Omstreken der V.P.N. werden in 1911 Barnevelders en broedeieren hiervan aangeschaft.

Van hieruit werd het Welsumergebied betreden en links en rechts werden Barnevelderhanen gekruist met de aanwezige Welsumer hennen. 

Het gevolg was dat binnen enkele jaren geen enkele echte Barnevelder of Welsumer meer te vinden was in dit gebied. Het komt er op neer dat twee groepen dieren, die allebei donker bruine eieren legden, met elkaar werden gekruist.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de pluimveestapel drastisch ingekrompen. Na deze oorlog zochten enkele overgebleven fokkers de resten van de oorspronkelijke Welsumers bij elkaar om opnieuw te kunnen starten. Ze volgden twee richtingen. De ene lijn trachtte via selectie binnen het ras de kwaliteit te verbeteren; de andere lijn maakte gebruik van de patrijs Leghorn om de productie op te voeren. Het gevolg was het ontstaan van twee partijen die lijnrecht tegenover elkaar stonden. Ondanks dit ‘meningsverschil’ nam de vraag naar Welsumer eieren vanuit het buitenland met de dag toe. In 1922-1923 werd een commissie ingesteld die de partijen moest verzoenen. Dit liep uit op een mislukking. De partijen wilden niets van een bemiddelingspoging weten.

Verenigingen

Uiteindelijk werd over de hoofden van de strijdende partijen heen op 25 februari 1928 in Apeldoorn de Nederlandse Vereniging tot Verbetering van het Welsumer Hoenderras opgericht. Hierbij onthield men zich wijselijk van uitspraken over de kleur van de Welsumer. Het doel van deze vereniging was volgens artikel 2 van de Statuten: ‘Het fokken van raszuivere Welsumers met hooge productie van groote, bruine eieren te bevorderen.’

Vanwege het donkerbruine ei ontstond er al snel vraag naar dit ras uit de ons omringende landen. Maar dat kon niet verhinderen dat de Welsumer in de tweede helft van de vorige eeuw, net zoals zovele andere Nederlandse hoenderrassen, sterk terugliep in aantal en uiteindelijk als zeldzaam ras te boek kwam te staan. 

Vooral bij particulieren is er tegenwoordig wel weer vraag naar de Welsumer. Een toom goed gekleurde Welsumers op het grasveld is een plaatje, maar ook in een beperktere ruimte doen ze het goed.

In 1969 werd de ‘Nederlandsche Vereniging tot Verbetering van het Welsumer-hoenderras’ na een 41 jarig bestaan opgeheven. Vooral in de periode 1928 t/m 1957 had deze vereniging zich zeer verdienstelijk gemaakt voor de verbreiding en de propaganda van de nuteigenschappen van de Welsumer, zoals de goede productie van zware donkerbruine eieren en de afwezigheid van de neiging om broeds te worden, eigenschappen die de hedendaagse Welsumer nog steeds bezit. Het ledental van de vereniging liep sterk achteruit en slechts een handjevol sportfokkers hield het ras nog in stand, terwijl de Welsumerkriel nog bijna niet in het openbaar gezien werd.

 

Op zaterdag 1 november 1969, tijdens de ‘Gallinova’ tentoonstelling te Barneveld, werd de ‘Welsummerclub’ opgericht door zeven fervente fokkers van het ras.

Het ras veranderde van een nutras in een sportras. Sinds de oprichting van de club heeft het ras een nieuwe start gemaakt en een gestadige groei te zien gegeven.

De naam van het ras werd in die tijd de ene keer met één m, een andere keer met dubbel m geschreven. Men was hierin niet consequent.

Volgens taalkundigen hoort het met één m te worden geschreven, ondanks dat in de oude standaard geschreven staat: ‘Welsummer’.

Welsumerkrielen

De creatie van de Welsumerkrielen vond niet in Nederland plaats. Hoewel erkend in ons land, waren de krielen zeldzaam en werden maar zelden tentoongesteld.

De getoonde dieren overtuigden niet zo wat type en kleur betreft. Zowel in Engeland als in Duitsland werd met succes gewerkt aan een dwergvorm van het Welsumerhoen.

Omstreeks 1930 werden in Engeland Welsumers gekruist met patrijs Oud-Engelse vechtkrielen en als Welsumerkriel naar de shows gezonden. Deze dieren voldeden echter niet geheel aan het gestelde ideaalbeeld.

 

Bovendien werd door deze kruising het ras meteen al op het verkeerde been gezet, want deze krielen legden geen grote bruine eieren.

Daarom werden ze terug gekruist aan Rhode Island Redkrielen en te klein gebleven Welsumers. De nakomelingen hiervan voldeden beter en toonden een redelijke dwergvorm. Er ontstond in Engeland onenigheid over de kleur van de krielen. Maar in 1954 kwam er een overeenkomst tussen de Poultry Club en de Engelse Welsumerclub, met het resultaat dat men een gelijk type en kleur voor Welsumer hoenders en Welsumerkrielen erkende.

Daarmee werd de Standaard officieel.